Natuurpunt Zemst
natuur in de buurt

Waarnemingen

Kleine acrobaat in Vriezenbroek: de dwergmuis

Tijdens de cursus “Dierensporen” met Joeri Cortens, vonden we in Vriezenbroek heel wat nestjes in het hoge gras. Zo rond en groot als een tennisbal, gebouwd door de dwergmuis, ons kleinste knaagdier. Slaapnestjes zijn wat kleiner dan kraamnesten. Je vindt ze in ruige hoekjes, hoog gras, tussen bramen en rietstengels.

Bij het bouwen van de nesten worden grassprieten overlangs in smalle reepjes gesplitst, nadien verder verstevigd met losse bladrepels. Het wordt goed vastgeweven in de vegetatie. In de zomermaanden is het nest meestal groen, waardoor het erg moeilijk te vinden is. In het najaar sterft het blad van hoog gras af en verkleurt het naar licht geelbruin. Het nest verkleurt daarbij mee, maar door de dichte structuur en de bevestiging aan stevige stengels valt het in het najaar sterker op. Nesten worden gevonden van net boven de grond tot ongeveer één meter hoog.

 

Het diertje heeft een mooie oranje-achtige vacht, korte in de vacht verborgen oren en kleine ogen. Z’n lichaamsbouw komt de dwergmuis goed van pas bij zijn klimmende levenswijze. Hij klautert met z’n lange grijpstaart door de hoge grashalmen en kruiden waar hij zich voedt met bladeren, zaden, vruchten en ongewervelden. Tijdens de zomer vindt het kleine knaagdier daar voldoende voedsel en komt nauwelijks op de grond, waar ze maar al te gemakkelijk een prooi vormt voor haar natuurlijke vijanden.

 

Zoals de naam al doet vermoeden, is de dwergmuis echt klein: 5 tot 8 cm lang, met een staart van 4,5 tot 7,5 cm en een gewicht van maximaal 12 gram.

 

Het schattige muisje heeft echter te lijden onder de ongebreidelde opruimijver van veel tuiniers.

Het klein vliegend hert in het Dalemansbos

In België komen vijf soorten vliegende herten voor (Lucanidae). Voor alle duidelijkheid, vliegende herten zijn kevers…

   

Het is een zwarte, iets afgeplatte kever van zo een 20 à 35 mm lang met opvallende kaken. Het mannetje heeft een bredere kop en langere kaken dan het wijfje. De larve leeft in dood hout van eik, beuk, wilg en populier waar hij zijn volledige ontwikkeling doormaakt van ei tot volwassen kever. De ontwikkeling duurt 1 tot 2 jaar. De kever zelf kan tot 3 jaar leven, wat lang is voor een kever.

 

We kunnen de kevers van mei tot augustus vinden op dood hout en de vegetatie er rond. De kever is afhankelijk van dood hout in oudere bossen. Dit bewijst eens te meer dat oude bossen met veel dood hout een hogere biodiversiteit herbergen dan jongere aanplantingen of bossen die “proper” gehouden worden.

Dodelijke schoonheid in het Dalemansbos

Wie recent nog het Daelemansbos bezocht en er wat rond keek, kon getuige zijn van een prachtig tafereel: een zwam, met een hoogte van bijna één meter en een breedte van verschillende decimeter, siert de voet van een majestueuze beuk. Hij doet zijn naam alle eer aan: reuzenzwam, hoe kan het ook anders?


Zijn schoonheid kan ons niet onberoerd laten, al kijken we met gemengde gevoelens: het eigenlijk organisme, het mycelium, heeft zich immers diep in het wortelgestel van de boom genesteld en gaat daar niet meer weg. In de zomer en de herfst worden aan het oppervlak zogenaamde ‘vruchtlichamen’ gevormd, de zichtbare paddenstoel. Die oogt prachtig. Hij bestaat uit en aantal waaiervormige platte schijven met een geel tot grauwbruine bovenzijde en een onderzijde met bleekgele buisjes.


Als het weer wat kouder wordt verdwijnt hij weer, om volgend jaar weer op te duiken. De schimmel dringt langs het wortelgestel in de boom en veroorzaakt witrot en de houtvaten vernauwen. De boom verdedigt zich door de aanmaak van extra wortels en hout, maar hij gaat de strijd nooit winnen. Op termijn is hij ten dode opgeschreven. De reuzenzwam blijft dan aanwezig, maar van parasiet wordt hij nu saprofiet en dat klinkt al wat eleganter, als we de voorgeschiedenis even terzijde laten tenminste.