Hoge bomen vangen (te) veel wind
Zó majestatisch verwelkomde de linde wandelaars en bezoekers aan de ingang van het Dalemansbos! Zijn imposante kruin tekende zich af tegen het hemelruim, aan zijn voet had de opslag een echt bos ontwikkeld. In zijn schaduw stond eertijds het Hof ter Singelen, waarvan nu alleen wat stenen overblijven.
Zó was hij de blikvanger voor wie het bos in stapte. Tot een hevige storm een einde maakte aan dit mooie verhaal: de prachtige linde werd van de top tot ongeveer de voet in twee gespleten. Eén helft begaf het en viel neer. Het naastliggende wandelpad werd volledig geblokkeerd. De oorzaak van dit onheil werd nu ook duidelijk: het hart van de boom was helemaal weg gerot. Een grote hoeveelheid vermolmd hout vulde het inwendige van de statige linde.
Veel meningen, ervaringen en kennis werden bij elkaar gelegd om de beste oplossing te vinden. Het wandelpad moet ‘wandelbaar’ blijven, dus moest een deel van het gevallen deel weg gezaagd.
Maar wat met de overblijvende nog rechtop staande helft? Kennis en ervaring wisten dat die een gevaar kon vormen voor wandelaars. Dat kan niet aanvaard worden en het verdict was geveld: de linde werd afgezaagd tot een eind boven de wortel. Bij dat maneuver sneuvelde ook het grootste deel van de omringende opslag. Het resultaat is eengrote open ruimte waar eens de linde pronkte, maar veel liggende takken en stammen op de grond.
Zo vergroot de enorme linde de hoeveelheid dood hout in het bos, maar we hadden hem liever nog wat langer levend rechtop gezien…
Er is leven na de dood
Dood, rottend hout en oude dikke bomen zijn belangrijke bouwstenen van het bosecosysteem. Heel wat soorten zijn er op een of andere manier van afhankelijk. Het meest opvallend zijn de vogelsoorten die dood hout nodig hebben en in holtes broeden, zoals spechten, boomklevers, mezen en bosuilen. Maar ook vleermuizen, kevers en ontelbare paddenstoelen zijn afhankelijk van dood hout. Rottend hout is bovendien een onmisbare schakel in de voedselkringloop en zorgt voor voedingstoffen voor de opgroeiende levende bomen.
In vele beheerde bossen ontbreken oude dikke bomen en is vaak maar een beperkte voorraad aan dood aanwezig. Hun aanwezigheid wordt vaak aanzien als rommelig en onverzorgd. Vooral dik dood hout is zeldzaam in bossen. Want mensen vinden het vaak een verspilling dit te laten rotten. Het gebruiken van hout voor allerlei doeleinden is zeker niet slecht Het is een hernieuwbare grondstof, maar we moeten leren ook een deel voor het bos te laten. In een ‘proper’ en ‘opgekuist’ bos valt nu eenmaal weinig te beleven.
Zowel in het Dalemans bos als in Vriezenbroek laten we daarom omgevallen en afgebroken bomen liggen. Ook bomen die staand dood gaan blijven staan. Enkel als ze gevaar vormen langs de weg of op de weg liggen worden ze deels opgeruimd. Dit beheer zorgt voor een hoger aandeel dood hout in de bossen die wij met Natuurpunt beheren. In natuurlijke bossen is tien procent of meer van het aanwezige hout dood. Dit is heel wat, van de tien bomen die er staan of liggen moet er één dode zijn.
Via het juiste beheer streven we in onze bossen dus naar tien procent dood hout. Dit wil niet zeggen dat we nooit een boom oogsten en gebruiken. Zeker in aangeplante populierenbossen of delen van het bos met veel Amerikaanse eik wordt vaak een deel van het hout geoogst. Maar ook hier laten we bomen staan die oud en dik worden en uiteindelijk van nature sterven.
In meer natuurlijke bossen met eiken, beuken, essen, wilgen of andere inheemse boomsoorten zullen we bijna geen bomen oogsten of omhakken. Hier zorgt de natuur en vaak de wind voor dood hout.
Net zoals vele plantensoorten in een grasland zorgen voor meer biodiversiteit aan insecten, zo zorgt variatie in dood hout voor meer biodiversiteit. Zo is er variatie in dikte, in leeftijd en is er een groot verschil tussen liggend of staand dood hout. Zo is vers dood hout totaal anders dan dood hout dat er al tientallen jaren ligt en staand dood hout is veel droger dan liggend. Afhankelijk van de boomsoort zal het dood hout ook snel of traag verteren. Wilgen en populieren rotten snel, bij eiken gaat dit veel trager.
Dood hout brengt dus leven in het bos voor de natuur, maar ook voor de mens. Roffelende spechten, dikke bomen en omgevallen stammen maken een boswandeling een echte beleving.
Zoals reeds gezegd: in een ‘proper’ en ‘opgekuist’ bos valt weinig te beleven.
Over vuile en onverzorgde natuur
Regelmatig krijgen we van bezorgde natuurliefhebbers de opmerking dat onze bossen en weiden er onverzorgd uitzien. Er staan immers her en der nog randen met bramen, brandnetels en andere onkruiden en dat oogt voor velen niet mooi.
Nochtans is er een team vrijwilligers dat elke donderdag hard werkt in onze natuurgebieden. Ze maaien, snoeien, kappen en stapelen erop los. Maar is het onze plicht als natuurbeheerder orde te scheppen en alles er mooi en verzorgd te laten uitzien?
Zeker niet, de natuur wenst niet dat alles mooi wordt opgeruimd. Vele diersoorten zijn afhankelijk van ruige plekjes met brandnetels of bramen. Opruimdrang berokkent juist vaak schade aan de natuur. Zo zie je dat bos plots overgaat in grasland zonder plaats voor ruigte en struiken. Een grasland wordt proper gemaaid en er blijft nergens lang gras staan.
Voor heel veel diersoorten is dit een ramp. Van de ene dag op de andere verandert hun thuis in het lange gras of de weelderige begroeiing van brandnetels in een korte vegetatie waarin ze niet meer kunnen leven.
Maar waarom maaien en kappen we dan? Kunnen we de natuur dan niet gewoon zijn gang laten gaan? Dat kan in veel grotere natuurgebieden met wilde grazers en rivieren die nog plaats hebben om buiten hun oevers te treden. Maar deze dynamiek hebben we als mensen aan banden gelegd. Het effect hiervan is dat zonder beheer er bijna overal in Vlaanderen bos komt. Dit kan je leuk vinden, maar heel wat soorten leven in natuur die wij als mensen eeuwen lang gecreëerd hebben zoals graslanden en boomgaarden.
En om graslanden, ruigtes en boomgaarden te behouden moet je beheren. Wat is dan de oplossing? Maai niet alles: laat links en rechts wat ruige stukjes staan. Het jaar daarop maai je dan het stuk dat je liet staan en laat je weer een ander stuk staan. Dit doe je ook bij het afzagen van stuiken, je zaagt een deel af en laat een deel staan. De afgezaagde struiken schieten terug uit en een paar jaar later kan je de andere afzagen.
Met zo een gefaseerd beheer zorg je ervoor dat er altijd een deel blijft staan voor de dieren die van brandnetels, bramen of struiken houden. Door te maaien en kappen wordt uiteindelijk ook niet alles bos.
Als je in de toekomst nog eens stukken niet gemaaid gras, brandnetels of bramen in onze natuurgebieden ziet, bekijk ze dan niet als vuiligheid. Denk zeker niet dat onze werkploeg te lui is om ze op te ruimen. We laten ze bewust staan voor de hooibeestjes, dagpauwogen, sprinkhanen, grasmussen, nachtegalen en nog honderden andere soorten die hierin hun thuis vinden.
info nodig: mail naar